à la Nescio

Verhalen

 

Titaantjes… 111

Het was een wonderlijke tijd. Als ik er even over nadenk dan moet die tijd nog voortduren, die duurt zoolang er jongens van negentien, twintig jaar rondloopen. Maar voor ons is hij lang voorbij. Wij waren boven de wereld en de wereld was boven ons en drukte zwaar op ons. Heel in de diepte zagen wij de wereld vol bedrijvigheid en verachtten de menschen, de gewichtige heeren vooral, de heeren, die ’t druk hebben en die denken dat zij ’t aardig ver in de wereld hebben gebracht. Maar wij waren arm. Bekker en ik moesten ’t grootste deel van onzen tijd op kantoor doorbrengen en doen wat die heeren zeiden en hun domme opinies aanhooren, als ze met elkaar spraken en verdragen, dat zij zichzelf veel flinker en knapper vonden dan ons. En als zij vonden dat ’t koud was, dan moesten alle ramen dicht en ’s winters moest ’t licht veel te vroeg op en de gordijnen moesten neer, zoodat wij de roode lucht niet zagen en ’t schemeren in de straat niet en wij hadden niets te vertellen. En wij moesten in straten wonen, heel bekrompen, met uitzicht op de lancaster gordijnen van den overkant en de balletjesfranje en de aspedistra in een pot met een onbestaanbare bloem erop. O, wij namen wraak , wij leerden talen waarvan zij….                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                   no

…nooit gehoord hadden. We ontwikkelden een eigen taal, zodat we ons konden onderscheiden van de hoge heren, met hun welbespraaktheid, waarmee ze iedereen intimideerden en de les lazen. Door ons buitenaards te begeven in de hogere sferen van ’t heelal en zijn planeet invloeden, konden we hun domme en burgerlijk opvattingen overstijgen, inzicht en respect afdwingen.                                                                                                                                              We keken nu met een heel andere blik in hetzelfde huis naar hetzelfde uitzicht. Onze manier van kijken verschilde in alle opzichten, alleen zij hadden het niet in de gaten.        Af en toe spraken wij hun taal nog om hen op het verkeerde spoor te zetten. Ze waanden zich boven de wereld en wisten niet dat ze vastgeroest zaten. Wij wisten wel beter …

Wilma Willemsen à la Nescio